Knieprothese

Een knieprothese, ook wel bekend als een kunstknie, wordt gebruikt om een beschadigd of versleten kniegewricht te vervangen. Dit kan nodig zijn als gevolg van knieartrose, letsel of andere aandoeningen die het kniegewricht aantasten. Er zijn twee soorten; de totale of gedeeltelijke knieprothese. Bij de totale knieprothese worden zowel het bovenste als het onderste deel van het kniegewricht vervangen. Bij de gedeeltelijke (unicompartimentele) knieprothese wordt een deel van het gewricht wordt vervangen.

De behandeling

De operatie wordt uitgevoerd onder algehele verdoving of een ruggenprik, waarbij de beschadigde delen van het kniegewricht worden verwijderd en vervangen door een prothese. Mogelijke risico’s van de behandeling zijn hier terug te vinden. Het plaatsen van een knieprothese is vaak een effectieve behandeling, met snel resultaat. Bij een klein deel van de patiënten wordt onvoldoende resultaat bereikt. Over het algemeen gaat een knieprothese 10 tot 20 jaar mee, afhankelijk van factoren zoals leeftijd, activiteitenniveau en onderhoud.

Na de operatie kan vrijwel direct, eventueel onder begeleiding van een fysiotherapeut, gestart worden met het belasten van de knie. Het kan nodig zijn om krukken te gebruiken. Oefeningen helpen om de knie te versterken en de kniefunctie te herstellen.

Als een deelnemer een knieprothese krijgt, volgt uitgebreide voorlichting van de behandelend arts. Het is belangrijk om voor en na de operatie de instructies van de arts op te volgen.